Het Prado Museum, oorspronkelijk in 1785 in opdracht van koning Karel III gebouwd als natuurhistorisch museum, werd in 1819 door koning Ferdinand VII omgebouwd tot kunstgalerie. Het werd geopend als het Museo Real de Pinturas en toonde de uitgebreide kunstcollectie van de Spaanse monarchie, waaronder meesterwerken van Velázquez, Goya en Zurbarán. Na verloop van tijd breidden aankopen en schenkingen de collectie uit, waardoor het een van de beste kunstinstellingen ter wereld werd.
Tijdens de Spaanse Burgeroorlog werden de schatten beschermd door ze tijdelijk te verplaatsen. Het museum onderging in de 20e eeuw renovaties om plaats te bieden aan de groeiende collectie. Vandaag de dag is het een wereldwijd symbool van Spaanse kunst en cultuur.